Zoutboortorens van bamboe in Zigong, jaren 1960.

Al in de derde eeuw vóór Christus ontdekten de Chinezen dat de zoutwaterplassen her en der in hun land, waaruit ze zout wonnen, werden gevoed door water dat van diep uit de grond naar boven sijpelde. Toen werden de eerste zoutwaterputten in de geschiedenis geslagen. Die eerste putten waren nog trechtervormige kraters, maar de Chinezen ontwikkelden al snel goede boortechnieken, zodat ze diepe, smalle schachten konden graven. In de middeleeuwen vonden ze de slagboor uit, zeven tot acht eeuwen eerder dan in het Westen. De boorstellingen — en later boortorens — waren van bamboe gemaakt, evenals de leidingen waardoor het opgepompte zoutwater werd getransporteerd. Nog tot ver in de twintigste eeuw bleven de Chinezen boorstellingen van bamboe gebruiken voor het slaan van zoutwaterputten. De laatste werden pas in de jaren 1990 afgebroken.