Twee pond woorden, één pond zout

Tijdens het pausbezoek vorig jaar kon je Reve niet alleen op de televisie zien aanpappen met een jongetje, maar hem ook horen verklaren dat elke volwassen religie het een beweert, maar het andere bedoelt.

Zou dat ook voor hemzelf gelden? In zijn laatste Albert Verwey-college zei hij: ‘Van het vroegste begin van mijn carrière af, heb ik bij het eindoordeel over een tekst van mijn hand altijd de vragen gesteld: Wat blijft er na vertaling van over? Wat blijft er bij een tweederangs vertaling van over? Wat laat een ongeïnteresseerde, domme, onbekwame vertaler er van heel? En als naar mijn bange schatting ook dán het grootste deel van de essentie zoude overblijven, dan was het werk misschien waard om gedrukt te worden.’

Onzin. Er zijn schrijvers, zoals Evelyn Waugh zei, die een onderwerp hebben en er zijn schrijvers die een stijl hebben. Reve heeft een stijl. Zijn onderwerp is meestal oninteressant. Hij moet het hebben van de toon, het persoonlijke woordgebruik en de subtiele zinswendingen. Virtuoos, daar niet van, maar typisch voor de goede verstaander en daardoor zo door en door Hollands dat het niet te vertalen is. Zich afvragen of een tekst van zijn hand na vertaling nog overeind zou blijven is dan ook iets dat hij nooit gedaan heeft. Hij bedoelde met zijn uitspraak dus iets anders. Maar wat?

Of zoude – pardon: zou het misschien voor de hele kunst en alle kunstenaars gelden? Dat zij het een zeggen en het andere bedoelen, meen ik. Maarten ’t Hart, nog zo’n volksschrijver, doet het tenminste ook. Jarenlang loopt hij te keffen tegen De Revisor omdat ze daar de vorm en de structuur van een werk van letterkunde zo belangrijk vinden, terwijl die er volgens hem helemaal niet toe doen en het alleen gaat om wat een schrijver te zéggen heeft, en dan lees ik dat hij zijn stomvervelende roman De Droomkoningin dezelfde structuur heeft gegeven als de Passacaglia van Bach en dat De Ortolaan zich ‘niet voor niets’ in drie verschillende jaargetijden afspeelt. Godbewaarme! Ik dacht dat we nu juist hadden afgesproken dat dat soort dingen volmaakt onbelangrijk zijn! Ze hebben in elk geval zijn twee romans niet van mijn prullenbak kunnen redden. ’t Hart weet dit natuurlijk ook wel. Dus bedoelde hij met zijn aanval op De Revisor iets heel anders. Maar wat?

Of gaat de stelling nóg ruimer op? Bij Vrij Nederland maken ze de laatste tijd steeds meer gebruik van free-lancers. Hoe komt dat? Omdat free-lancers alleen per artikel betaald worden en je verder geen besognes met ze hebt – geen sociale lasten, geen pensioenvoorzieningen, geen doorbetaling bij ziekte of schrijfzwakte, kortom iets wat elke ondernemer in Nederland wel zou willen: stukloon betalen. De ondernemer, dat is in dit geval het collectief van redacteuren van Vrij Nederland dat vast en sociaal zeker in het zadel zit. Als er in Vrij Nederland weer eens gefulmineerd wordt tegen ondernemers die hun arbeiders stukloon, of per dag, of per karwei willen betalen, dan weet ik voortaan dat de redacteuren dat niet letterlijk menen. Zij bedoelen daar iets anders mee. Maar wat?



Copyright © 1986 Jos den Bekker.

Dit stuk verscheen in Propria Cures van 1 februari 1986.