De Toren van Babbel

Laatst zag ik George Steiner. De geleerde zat op een bankje aan de rand van een vijver in het Vondelpark mismoedig voor zich uit te staren en keilde af en toe met een lusteloze armzwaai een steentje in het water.

Ik benaderde hem eerbiedig. ‘Wat scheelt eraan, Herr Professor?’ begon ik. De zon schijnt, de vogeltjes fluiten, u bent internationaal befaamd, het ene boek na het andere van uw hand rolt van de persen, hele ritsen artikelen in gerenommeerde bladen, lezingen over de hele wereld – wel niet zo profijtelijk als die van Henry Kissinger, maar allá – geprezen door Douglas Hofstadter en hier te lande in de hoogte gestoken door columnist Van Doorn. Wat wilt u nog meer?

‘Tja,’ sprak hij. ‘Wat wil ik nog meer? Je moest eens weten, jongen. Ik heb vanmorgen hier in Amsterdam een lezing gehouden voor een gezelschap gestudeerde heren.’

‘Dat is toch geweldig!’ riep ik uit.

Maar hij keek me medelijdend aan. ‘Bij de kennismaking vooraf was de sfeer nog redelijk geanimeerd. Geleerden onder elkaar, je weet hoe dat gaat. Van Doorn was er inderdaad ook. Charmante kerel. Maar toen begon ik mijn lezing. Ik zei: “De interacties tussen het seksuele en het linguïstische begeleiden ons hele leven.” Tot dusver was er niets aan de hand. Er ging hier en daar een wenkbrauw omhoog, maar dat gebeurt wel vaker als ik een lezing houd. “Beschouwen we de coïtus als een dialoog,” ging ik verder, “dan is masturbatie het correlaat van de monoloog en de innerlijke toespraak.” Opeens zag ik het hoofd van mijnheer Komrij van de schouders losraken en langzaam omhoog stijgen tot het ongeveer een meter boven de koppen van de aanwezigen met een gelukzalige glimlach om de lippen bleef hangen. Terwijl ik nog wel zo genoeglijk met hem gekeuveld had over het plattelandsleven. Ik deed maar net of er niets aan de hand was. “Er zijn aanwijzingen,” ging ik zo onverstoorbaar mogelijk door, “dat de seksuele ontlading van de man groter is bij de zelfbevrediging dan bij de gemeenschap.” Het hoofd van mijnheer Komrij maakte nu een slag van 360 graden, het was ijselijk.’

Hij zweeg even en raapte nog een steentje op dat hij driftig in het water smeet. ‘Wat zei ik ook weer? O ja. “De veelvuldige, complexe relaties tussen spraakstoornissen en de aandoeningen van het zenuwstelsel en de klieren die de geslachtelijke functies en de excretie regelen zijn reeds lang bekend, tenminste op het niveau van de volkshumor en de scatologische folklore.” Nu was het mijnheer Vroon die zich roerde: terwijl gele rookwolkjes uit zijn oren ontsnapten begon hij woest in een zakencyclopedie te bladeren. Maar het ergste moest nog komen. “Ejaculatie,” vervolgde ik met de moed der wanhoop, “is zowel een fysiologisch als een linguïstisch concept. Impotentie en spraakstoornissen, voortijdige lozing en stotteren, ongewilde ejaculatie en de woordenstroom van dromen zijn fenomenen waarvan de onderlinge betrekkingen schijnen terug te grijpen op de kern van onze menselijkheid.” Nauwelijks had ik deze zin eruit of een man met wenkbrauwen als vogelnestjes, die zich voor de aanvang van de lezing had voorgesteld als Pat Grey en er daarna het zwijgen toe had gedaan, produceerde door zijn neus het geluid van een oude krant die doormidden wordt gescheurd. De anderen keken elkaar aan. Alleen emeritus professor Van het Reve – eigenaardige kerel, trouwens: op alles wat ik hem vroeg antwoordde hij: “Daar heb ik geen mening over” en van elk boek dat ik en passant noemde zei hij: “Dat heb ik niet gelezen” – alleen die bleef onverstoord voor zich uit kijken, zoals hij al vanaf het begin van de lezing had gedaan. Met het zweet in de handen probeerde ik er zo snel mogelijk een eind aan te maken. “Sperma, excrementen en woorden zijn communicatieproducten. Het zijn alle manifestaties van het ik binnen het lichaam naar de buitenwereld.” Nu barstten alle aanwezigen in een zenuwachtige lach uit. Het was gênant. De arme Van Doorn werd vuurrood. Toen hield ik het niet meer en ben ik hier naar toe gevlucht.’

‘Maar professor,’ zei ik zo voorzichtig mogelijk, ‘waarom hebt u dat dan ook allemaal gezegd?’

‘Ja, dat weet ik ook niet,’ antwoordde hij. ‘Maar wat ik wel weet is dat deze uitspraken stuk voor stuk afkomstig zijn uit After Babel, mijn beroemdste boek.’

Hoofdschuddend keilden wij samen nog een steentje in de vijver.



Copyright © 1985 Jos den Bekker.

Dit stuk verscheen onder de titel Dwarsgebakken in Propria Cures van 12 oktober 1985.