Een held die niets bereikte

Op 5 januari 1960, om ongeveer half negen in de ochtend, zien bewoners van San Celoni, een dorpje halverwege tussen Barcelona en Gerona, twee mannen lopen die om een voorwerp lijken te vechten dat ze allebei krampachtig vasthouden. Eén van hen schreeuwt, waarop de ander woest in zijn hand begint te bijten. Dan klinkt er vanuit een appelboomgaard een schot en valt de schreeuwende man gewond neer. De ander duikt in elkaar, trekt een pistool en schiet terug. Dat lijkt de lont in het kruitvat: van alle kanten barst het machinegeweervuur los. De man met het pistool valt levenloos op de grond. Een guardia civil komt uit zijn schuilplaats tevoorschijn en schiet met een van haat en angst vertrokken gezicht het hele magazijn van zijn machinegeweer op het lijk leeg.

El Quico
"El Quico" in 1936

Zo eindigde het leven van Francisco Sabaté Llopart, bijgenaamd El Quico, die na het beëindigen van de Spaanse burgeroorlog hardnekkig de strijd tegen het Franco-regime was blijven voortzetten en meer dan twintig jaar uit handen van de Spaanse politie wist te blijven.

Hij werd in 1913 in Hospitalet de Llobregat, een voorstad van Barcelona, geboren als zoon van een stadswachter. Al op jonge leeftijd, tijdens de bevlogen dagen van de geboorte van de Spaanse republiek in 1931, wordt hij aangestoken door De Idee van het anarchisme en sluit zich aan bij de Vrije Jeugdbeweging (Juventudes Libertarias). Politiek bewust zijn betekende in die dagen in Catalonië haast automatisch anarchist worden – een volledige overgave aan de schematische droom die we wellicht allemaal diep in ons koesteren, maar die alleen Don Quichotten en Spanjaarden ooit hebben proberen te verwezenlijken. Hun wereld werd uitsluitend geregeerd door het individuele geweten, daarin bestond geen armoede, geen regering, geen gevangenis, geen politie, geen dwang, geen discipline, behalve die van de innerlijke overtuiging en geen andere sociale binding dan broederschap en vrije liefde. Door rede en verlichting en door het geven van het goede voorbeeld alleen konden de mensen uit de duisternis worden gewekt, en alles wat dit ideaal in de weg stond was noodzakelijkerwijs het werk van de duivel, dat wil zeggen van de bourgeois, de fascist, de Stalinist, zelfs de renegaat-anarchist. Het was zaak die krachten met geweld uit de weg te ruimen. Deze sjabloonwereld zou El Quico nooit meer verlaten.

Moorden

Zijn speciale gaven als franc-tireur komen al vroeg aan het licht als hij wordt ingedeeld bij de Grupos Específicos – de speciale eenheden – van de Vrije Jeugdbeweging. Deze hielden zich bezig met vechten tegen de politie, vermoorden van ‘reactionairen’, bevrijden van gevangen genomen kameraden en beroven van banken om aan de nodige financiën te komen – want geld inzamelen op de gewone manier, dat was nu eenmaal niet des anarchists. De mensen uit zijn omgeving zien met verbazing hoe hij op slag verandert zodra hij met een wapen in de hand op de hoek van een straat staat. In gewone doen is hij plomp, onhandig, hij kan niet eens gemakkelijk in een luie stoel zitten, maar zodra hij in actie komt wordt hij kalm, waardig (muy sereno), zeker van zijn zaak en zijn reflexen, die hem op momenten van gevaar nooit in de steek zullen laten.

Bij het uitbreken van de burgeroorlog neemt hij dienst in het leger en zweert zijn baard en haren niet te laten knippen voordat de fascistische landverraders verslagen zijn. Ziehier dus de man aan wie de latere barbudos van de Cubaanse Sierra Maestra, Fidel Castro en Che Guevara, hun inspiratie ontleenden.

Aan het front van Teruel, waar hij met zijn anarchistische regiment Los Aguiluchos (‘De Jonge Arenden’) terecht komt, onderscheidt hij zich in niets van zijn medesoldaten. Hij wordt ook niet gekozen voor de speciale guerrilla-eenheden van het republikeinse leger: zijn gaven werden kennelijk niet opgemerkt. Maar dat kan ook gelegen hebben aan het grote aantal communistische commandanten in de strijdkrachten, die van de anarchisten niets moesten hebben. In ieder geval breekt er tussen de twee ideologische groepen al snel een conflict uit, waarbij El Quico een communistische regimentscommissaris overhoop schiet. Daarna moet hij vluchten, naar Barcelona, waar hij de clandestiniteit induikt.

Barcelona is zijn natuurlijke habitat, daar voelt hij zich in zijn element. In opdracht van de Juventudes Libertarias bevrijdt hij een aantal gevangenen. Maar dan wordt hij zelf gearresteerd en belandt in de gevangenis van Montjuich, waaruit hij met behulp van een naar binnen gesmokkeld wapen ontsnapt. Nu is hij een getekend man en moet onderduiken. De anarchistische organisatie vindt een originele plaats voor hem: aan het front.


Na de burgeroorlog vlucht hij samen met duizenden andere Spanjaarden naar Frankrijk, waar hij in een vluchtelingenkamp terechtkomt. Hij kan het er niet uithouden, ontsnapt en neemt de wijk naar de Pyreneeën. Daar loopt zijn eenvoudige gemoed de schok van zijn leven op. Na enkele dagen rondzwerven keert hij vrijwillig naar het kamp terug. Hij had longontsteking, maar dat was de reden niet. ‘Wat gebeurde er?’ vraagt een medekampbewoner. Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat je tegen de mensen praat, en dat ze je niet verstaan, en dat je ze hoort praten en niet weet wat ze zeggen!’ (¡Eso de hablar y que no te entiendan; eso de oir hablar y no saber lo que te dicen!) Hij kon er niet tegen. Alleen in Spanje kon hij aarden, en in Spanje alleen in Catalonië, en in Catalonië alleen in Barcelona.

El Quico
In de Pyreneeën (1944)

De tweede wereldoorlog breekt uit en hij wordt samen met de andere Spaanse vluchtelingen – voor zover ze zich niet vrijwillig voor het front hebben opgegeven – in de Franse oorlogsindustrie tewerk gesteld. Na de nederlaag van Frankrijk vestigt hij zich op een boerderij in de Pyreneeën, vlak bij de Spaanse grens. Het komt geen moment in hem op deel te nemen aan het verzet tegen de Duitsers; niemand vraagt hem ook. Hij ontwikkelt zich tot een ervaren gids van het grensgebied door zich aan te sluiten bij smokkelbenden.

Bankovervallen

In 1945 onderneemt hij zijn eerste politiek-clandestiene actie op Spaans grondgebied sinds de burgeroorlog. Het congres van de Movimiento Libertario Español in Frankrijk besluit een permanente delegatie af te vaardigen naar Barcelona voor activiteiten tegen het Franco-regime. El Quico wordt aangezocht om de mannen veilig over de grens naar de Catalaanse hoofdstad te brengen. De operatie slaagt volledig. Om de delegatie ook financieel op poten te zetten overvalt hij samen met een strijdmakker tegelijk twee industriëlen in Hospitalet. Daarna bevrijden ze in opdracht van de socialistische vakbond CNT (Confederación Nacional del Trabajo) twee gevangenen.

Maar nog waart zijn spook niet rond en ligt zijn naam niet op ieders lippen. Dat gebeurt pas later dat jaar, als hij met een groepje gewapende medestanders in Banyoles, een plaatsje ten noordwesten van Gerona, de aandacht van twee patrouillerende guardia civiles trekt. Een van hen grijpt naar zijn pistool en wordt zonder pardon doodgeschoten. De ander wordt ontwapend en op de vlucht gejaagd. Het is marktdag in het stadje en honderden mensen zijn getuige van de gebeurtenis.

Daarna volgen in de loop der jaren nog vele spectaculaire acties en schietpartijen in Barcelona: een vuurgevecht voor een bioscoop die op dat moment net uitgaat, bankovervallen op klaarlichte dag, één keer zelfs met behulp van een nepbom, en vele schermutselingen met de guardia civil die steeds sluwere hinderlagen legt, waaruit hij dank zij zijn koelbloedigheid en roofdierinstinct telkens weer weet te ontsnappen. En altijd voert hij zijn overvallen en acties uit met het minimum aan wapens en het minimum aan manschappen, alsof hij met moed wil betalen voor het geld dat hij steelt, alsof hij met onverschrokkenheid het morele recht op zijn daden wil afdwingen. Hij vecht niet om te winnen, lijkt het, maar meer als een torero die door vermetelheid zijn superioriteit boven de blinde dommekracht bewijst.

Langzamerhand komt hij echter alleen te staan. Zijn strijdmakkers ontvallen hem, eerst een voor een, daarna sterven ze bij bosjes in de vallen die de politie voor hen strikt, of aan de worgpaal, waartoe de militaire tribunalen hen veroordelen. Maar ook in Frankrijk, in de gemeenschap van Spaanse ballingen, raakt hij geïsoleerd. De linkse organisaties wenden zich steeds meer af van het terrorisme, het is de tijd van appeasement, en ze zitten eigenlijk een beetje in hun maag met deze boerse, ongearticuleerde man die als een stil verwijt op hun vergaderingen verschijnt. Daar komt bij dat nu ook de Franse justitie genoeg van hem begint te krijgen. Hij krijgt een paar keer gevangenisstraf wegens illegaal wapenbezit. Zichtbaar verouderd en met een maagzweer komt hij daaruit tevoorschijn. Het ergste is nog dat hij voor een periode van vijf jaar verbannen wordt naar Dijon, voor hem het eind van de wereld.

Dan, in december 1959, bereidt hij zijn laatste missie voor. Het is voor iedereen, behalve misschien voor hemzelf, duidelijk dat hij hiervan niet terug zal keren. Hij vindt vier jonge Spaanse ballingen, die in Zuid-Frankrijk veroordeeld zijn tot minderwaardige baantjes, bereid met hem mee te gaan. Al snel nadat ze de grens zijn gepasseerd worden ze door de politie, ongetwijfeld getipt door de Franse autoriteiten, omsingeld. Ze vluchten een boerderij in. De politie legt er een kordon omheen, niemand kan ontsnappen. Niemand, behalve El Quico. Midden in de nacht jaagt hij de koeien uit de stal in de richting van een bosje waarin de politie zich heeft verschanst en kruipt tussen het stervend vee door het kordon. Zijn vier kameraden worden uitgerookt en met kogels doorzeefd. De volgende ochtend stapt hij in een klein plaatsje op de trein naar Barcelona. Hij heeft drie kogelwonden, een in zijn hals, een in zijn schouder en een in zijn been, die ontstoken is. Hij houdt zich overeind met morfine-injecties. Hij klimt op de stoomlocomotief en vraagt de machinist en stoker of ze iets voor hem te eten hebben. Ze geven hem hun boterhammen die hij hongerig verorbert. Dan beveelt hij hen door te rijden tot Barcelona. Kan niet, zeggen ze. Verderop wordt overgeschakeld op elektrische tractie. Op het bewuste punt wacht hij tot ze van locomotief verwisseld zijn en stapt over op de elektrische trein. Maar nu is de politie langs de hele lijn gealarmeerd, weet hij, want de stoker en machinist zullen ongetwijfeld hun mond niet houden. Hij geeft de nieuwe machinist opdracht door te rijden naar Barcelona. Kan niet, zegt ook deze. Ik mag de seinen niet negeren. Nee, beaamt Quico, dat mag niet.

Bij het plaatsje San Celoni laat hij de trein vertragen en springt eraf. Hij heeft koorts en vergaat van de dorst. Aan een boer met paard en wagen vraagt hij iets te drinken. Die heeft alleen een fles wijn. Met gulzige slokken drinkt hij hem leeg. Hij vraagt aan een oude vrouw het adres van een dokter. Ze wijst hem de weg. Per ongeluk belt hij bij de verkeerde deur aan, bij een zekere Berenguer. Deze wil hem niet binnenlaten en duwt hem weg. Daarbij stuit zijn hand op het machinepistool dat Quico onder zijn jas verborgen houdt. In doodsangst klemt hij zich aan het wapen vast, hij wil het niet meer loslaten. Zo lopen ze vechtend over straat. Berenguer begint te schreeuwen, Quico bijt hem in zijn hand. Dan valt het eerste schot.


Hij had de machinisten op de trein kunnen dwingen door te rijden, hij had Berenguer met zijn pistool kunnen doodschieten – al zou hem dat alles niet veel geholpen hebben – maar zo’n soort terrorist was hij niet: hij kon niet vechten tegen mensen die hij niet als De Vijand beschouwde.


Met al zijn heldendaden had hij niets bereikt, behalve de doodstraf voor iedereen die zich bij hem aansloot. Maar hij bezat alle rechtlijnige eigenschappen van de volksheld die na zijn dood een legende wordt. Het verhaal ging al gauw dat zijn vader en zuster bij het lijk werden gehaald en zeiden: ‘Dat is hem niet.’ Voor de Catalanen was hij niet dood. En zo hoort het ook: het lichaam van de mens is sterfelijk, maar zijn ziel leeft voort.



Literatuur:

Antonio Téllez, La guerrilla urbana en España: Sabaté, Belibaste, Parijs 1972.

teller

Copyright © 1989 Jos den Bekker.

Dit artikel verscheen in bekorte vorm in NRC Handelsblad van 5 januari 1989.


Valid HTML 4.01! Valid CSS!