boekomslag

Perzisch Vuur

Babylon

Zonder slijk zouden er nooit steden of grote koningen geweest zijn. Dat beweerden de inwoners van Babylon, die heel goed beseften dat hun beschaving gekneed was uit leem. In het begin, toen de wereld nog louter zee was, had de Heer Marduk, koning der goden, een vlot van riet gebouwd, het met stof bedekt en dat met water vermengd om een primordiale smurrie te maken waaruit hij zich een huis kon bouwen, het Esagila, het eerste gebouw in de wereld. Dat was eonen later nog te zien, het stond midden in Babylon – maar er was geen tempel voor nodig om de Babyloniërs aan het verstand te brengen wat je met aarde en water kon doen. Dat wisten ze zo wel. ‘Ik zal bloed nemen,’ had Marduk in de eerste dagen van de wereld aangekondigd, ‘en ik zal vlees boetseren en ik zal de eerste mens vormen.’ Zijn woord gestand doend mengde hij stof met het geronnen bloed van een gedode rivaal en schiep de mensheid uit het kleverige goedje. Daar, in de oerdaad van de menselijke schepping, werd een patroon uitgezet voor alle tijden. De gewassen op het veld, de stenen van een stadsmuur: wat zouden die zijn zonder leem? Ingesloten als ze waren door de verlatenheid van bergen en woestijnen wisten de Babyloniërs, als ze naar hun land keken, dat ze het gelukkigste van alle volkeren waren, gezegend met niet één maar twee machtige rivieren, overvloedig bewijs van de gunst der goden. De vruchtbaarheid van hun landgoederen, de torenhoge luister van hun gebouwen, de snelle toegang die hun kooplieden hadden tot de zee – allemaal waren het geschenken van de Eufraat en de Tigris. Niet voor niets hadden Griekse reizigers de moddervlakten ‘Mesopotamië’ genoemd, het ‘land tussen de rivieren’; want zonder water zou alle rijkdom van Babylon niets dan droog stof geweest zijn.

Babylon

De stad was dan ook de parel in de kroon van Perzië. Babylon verloren, alles verloren – zo kon het gaan, dat wisten de Babyloniërs zelf heel goed. Aan eigendunk geen gebrek, ze waren gewend hun stad te beschouwen als de spil van grootse gebeurtenissen. Eeuwenlang hadden hun ambities het Nabije Oosten doen daveren. Van de vele vijanden van Assyrië was Babylon de meest onverzettelijke geweest en ze had samen met de Meden de opstand aangevoerd die het gehate rijk verwoestte. Op de puinhopen hadden de Babyloniërs vervolgens hun eigen heerschappij gevestigd en hun buren met dezelfde beminnelijke methoden die ooit door de Assyriërs waren toegepast laten zuchten onder ‘een ijzeren juk’. Zoals Jeremia in het verre Judea klaagde: ‘Zijn pijlkoker is als een geopend graf, allen zijn het helden. Verslinden zal het uw oogst en uw brood, verslinden zal het uw zonen en uw dochters, verslinden zal het uw schapen en uw runderen, verslinden zal het uw wijnstok en uw vijgeboom; vergruizelen zal het uw versterkte steden, waarop gij uw vertrouwen stelt, door het zwaard.’ En alles geschiedde zoals de profeet had voorzegd. In 586 v.Chr. was Jeruzalem ingenomen en in een geblakerde puinhoop veranderd, en de ongelukkige Judeeërs werden in ballingschap afgevoerd. Daar, wenend aan de rivieren van Babel, kregen ze gezelschap van de verdreven volkeren van andere landen in het Nabije Oosten – want Mesopotamië, hoewel volkrijk en vruchtbaar, kon zichzelf allang niet meer bedruipen. Alleen door zich als een vampier aan verre landen te laven had het zich kunnen handhaven, zijn monsterlijke vraatzucht bevredigend met vreemde volkeren en producten. Immigranten, slaven en ballingen, kooplieden en huurlingen, dromden door de straten van Babylon – de eerste werkelijk multiculturele stad in de geschiedenis. Zelfs toen ze haar onafhankelijkheid aan Cyrus verloor bleef Babylon het summum van de smeltkroes in het Nabije Oosten, haar straten gevuld met duizend tongen, het gebrul van exotische dieren en de kleurenpracht van vreemde vogels, goud en scharlaken en paarlemoer van de uiteinden van de wereld. Wat waren daarbij vergeleken de binnenlanden van Perzië? Het thuisland van een imperium, wellicht – maar nauwelijks het kloppende hart van de wereld.



Uit: Tom Holland, Perzisch Vuur, Atheneum - Polak & Van Gennep 2007.
Vertaling: Jos den Bekker.

 

U kunt dit boek bestellen bij De Nederlandse Internet Boekhandel.


Valid HTML 4.01! Valid CSS!