Cada día el cadáver

Yo albergué un día en mi voz
a huéspedes sublimes:
convidados de miel, reyes en ruinas,
madres antiguas, caracolas, toros.


No sé por qué se han ido
y me han dejado solo, contemplando
cada día el cadáver que seré.

(Uit: La latitud de los caballos, Hiperión 1999.)

Elke dag het kadaver

Op een dag herbergde ik in mijn stem
uitgelezen gasten:
genodigden van honing,
een aan lager wal geraakte koning,
oude moeders, slakken, stieren.

Ik weet niet waarom ze zijn weggegaan
en me alleen hebben gelaten, elke dag
peinzend over mijn toekomstig kadaver.