Intro

De eerste keer dat ik in aanraking kwam met de poëzie van Juan Vicente Piqueras was toen ik Angosta las, de roman van Héctor Abad waar ik op deze site ook over schrijf. Daarin komt de jonge dichter Andrés Zuleta voor, die als een ronde paal in het vierkante gat van zijn milieu past. Op een dag leest zijn hulk van een vader tijdens de maaltijd honend een van zijn gedichten voor. Met een geaffecteerd piepstemmetje, klinkt het: ‘Alles is gereed: de koffer, de kleren, de kaarten, de ijdele hoop. Ik schud het stof van mijn wimpers. Ik heb de windroos op mijn kraag gespeld.’

‘Ha! De windroos!’ lacht hij. ‘Wat voor roos zou dat wel niet zijn!’

En hij reciteert verder: ‘Alleen ontbreekt nog het wanneer, het waar, een logboek... moed en iemand om van me te houden zoals ik van mezelf niet hou.’

‘Dat klopt! Dat klopt!’ joelt de vader. ‘Want waar zou een lulletje als hij naartoe kunnen?’

Dat klonk maar al te bekend.

Daar wilde ik meer van weten en toen ik het hele gedicht las kregen die geheimzinnige regels niet alleen gestalte, maar mondden ook uit in een verrassende pointe. Het gedicht was ‘erg prachtig’, om het in de woorden van de Nederlandse dichter Menno van der Beek te zeggen.

Later maakte ik kennis met de persoon achter de poëzie, en dat was geen Andrés Zuleta, maar een beminnelijke volwassene, die net als ik op het platteland was opgegroeid en daar, in tegenstelling tot mij, lyrische en troostrijke poëzie over had geschreven.

Maar liever dan voort te borduren op mijn persoonlijke ervaringen laat ik de dichter zelf aan het woord. Hier volgt zijn dichterscredo, getiteld Raadgevingen aan een jonge dichter:

Werk en zwijg. Vraag niets. Klop bij niemand aan. Geef niet op. Huil niet. Bedel nooit om iets wat je verdient. Schrijf niet aan iemand die je niet wil leren kennen. Schrijf alleen. Probeer niet iemand te zijn. Je bent alleen en je zult je werk alleen moeten doen. Je bent niemand. Je bent een schipbreukeling. Smijt, als je wilt, al je boodschappen in zee en reken niet op een antwoord. Er zijn geen antwoorden. Zet je dag en nacht, met hart en ziel, in voor de liefde, het leven, de poëzie, en laat voor de rest komen wat wil of niet wil. Trek je niks aan van de wereld. Trek je niets aan van het tijdperk waarin je leeft. Blijf verre van de bühne. Publiceer niets zolang niemand om je boek vraagt. En als niemand erom vraagt, bereid je dan voor op de dood, of op onuitgegeven zijn, alleen gelezen worden na de dood, of nooit gelezen worden. Roem helpt je niet om beter te schrijven. Meestal is het omgekeerd. Lees, schrijf, leef, wees gelukkig, maak gelukkig, zing. En zwijg.

Juan Vicente Piqueras


Juan Vicente Piqueras (Los Duques de Requena, 1960) is dichter, scenarioschrijver en vertaler. Hij groeide op in een plattelandsgehucht in de provincie Valencia. Over zijn geboorteplaats heeft hij veel geschreven, onder andere een complete gedichtencyclus, getiteld Aldea (2006). Hij studeerde Spaanse Filologie aan de universiteit van Valencia en werkte daarna een tijdje als leraar Spaans in Frankrijk, waar hij ook zijn eerste twee gedichtenbundels schreef. Daarna begon hij voor het Instituto Cervantes (het equivalent van het Franse Maison Descartes of het Duitse Goethe-Institut) te werken, eerst lange tijd in Rome, vervolgens in Athene en Lissabon, en tegenwoordig in Amman, Jordanië. Hij heeft twee belangrijke Spaanse poëzieprijzen gewonnen: de Premio Manuel Alcántara en de Premio Loewe.