Boekomslag

De muilezel

door Juan Eslava Galán

Hoofdstuk 8

Castro gaat een paar zakken gerst halen in het magazijn van het bataljon. Al een tijdje gebruikt hij elk voorwendsel om naar Peñarroya te gaan, al is het maar voor even, om Conchi te zien. De ene keer vraagt hij verlof aan luitenant Rufo en de andere keer aan luitenant Vico, zodat het niet zo opvalt dat hij vaak afwezig is van het front, maar ze hebben hem door en hij krijgt een berisping.

‘Wat dacht je, dat dit een vakantiekolonie was? Als je zo nodig klaar moet komen, dan ruk je je maar af, net als de rest. De volgende keer dat je er weer tussenuit knijpt, krijg je een douw, daar helpt geen lieve moedertje aan. Begrepen?’

‘Tot uw orders, luitenant.’

Vandaag heeft hij pech. Luisa, de meid, heeft gezegd dat Concha met haar moeder naar Córdoba is om beddegoed te kopen voor het pension. Teleurgesteld gaat Castro naar de kantine. Hij heeft zich net een glaasje wijn laten inschenken als de adjudant van de kwartiermeester binnenkomt en tegen hem zegt dat ze een gerepareerde mitrailleur hebben die hij, als het kan, mee moet nemen naar majoor Bozal van de eerste compagnie.

‘Welja, een vracht meer of minder, wat maakt het uit? Ik ben hier de janplezier.’

Als hij met Valentino aan de halster de mitrailleur op gaat halen, komt hij de koerier van majoor Arenas tegen.

‘Castro, de majoor laat je weten dat je een passagier hebt.’

‘Wat voor passagier?’

‘Een nieuweling, een vaandrig die bij jouw compagnie is ingedeeld.’

Castro haalt zijn schouders op. ‘Nou, dan hebben we tenminste gezelschap.’

‘Met zijn hoevelen ben je dan? Ben je niet alleen gekomen?’

‘Nee, met vijf beesten en Valentino.’

‘Wat krijgen we nou? Een filmster in de loopgraven?’

‘Nee, Valentino is een muilezel, maar hij heeft wel meer verstand dan jij.’

‘Dat spreekt, wat ze allemaal niet zeggen,’ mompelt de soldaat terwijl hij wegloopt. ‘Met al dat schieten is de helft malende.’

De vaandrig heet José Estrella Alpuente, hij is eenentwintig jaar oud en komt uit Madrid, maar hij werd door de oorlog verrast toen hij de zomer doorbracht bij een oom en tante in Málaga. Na de bevrijding van die stad werd hij opgeroepen voor militaire dienst en naar de militaire academie gestuurd om tot vaandrig te worden opgeleid. Dat alles vertelt hij aan Castro terwijl ze over het pad van Aljibejo de heuvel van Pajares beklimmen. Castro heeft zin hem te vragen of hij op de academie niet heeft geleerd afstand te bewaren tot de manschappen, maar hij vindt de vaandrig een aardige jongen, misschien heeft hij behoefte om zijn hart uit te storten, zoals iedereen die voor het eerst aan het front komt. In de heuvels van El Médico aangekomen zal hij wel gauw goeie maatjes worden met vaandrig Moncada en luitenant Vico, en dan ziet hij hem niet meer staan. Als ze elkaar dan tegenkomen kijkt hij vast de andere kant op en schaamt zich misschien dat hij hem over zijn leven verteld heeft.

‘En waar kom jij vandaan?’

‘Uit La Quintería, vaandrig, een boerengehucht even buiten Andújar, maar ik heb bijna mijn hele leven op een hoeve van mijn jongeheer gewoond, in het Morenagebergte.’

‘Je jongeheer?’

‘De markies van Pineda, vaandrig, don Federico Cañabate Díaz de Quesada. Hebt u nog nooit van hem gehoord?’

‘Niet dat ik weet. Waarom zou ik van hem gehoord moeten hebben?’

‘Hij is een van de rijkste mannen van Spanje. Hij had drie auto’s en twintig span muilezels.’

‘En hoe is het hem vergaan?’

‘Hij wist goddank te ontkomen toen de rooien begonnen met de mensen een kopje kleiner te maken. Hij had al zo zijn vermoedens, en voordat het te laat was ging hij met zijn familie naar zijn huis in Frankrijk, in Bia... Bia...’

‘Biarritz?’

‘Dat is het! Ik kan die naam nooit onthouden. Nou, daar bracht hij ze naartoe en zo ontsprong hij de dans, want de volgende dag kwamen de milities in Los Escoriales en pikten alles in: de beesten, het graan, de olie, de landbouwwerktuigen, alles. Zelfs de meubels namen ze mee. Ze lieten een piket in het huis achter en mijn vader, die pachter was van de markies, namen ze gevangen omdat hij fascist was, zeiden ze.’

‘En hoe ben jij ontsnapt?’

‘Ik bleef voor de volkscoöperatie werken die ze in Los Escoriales oprichtten, maar toen riepen ze me op voor de vliegerlichting, en zodra ik kon liep ik over en nu ben ik hier.’

Ze lopen een eindje zwijgend verder, tot Castro ineens stilstaat en de vaandrig met een hand op zijn borst tegenhoudt. In de verte klinkt het gebrom van een vliegtuig.

‘Vaandrig, laten we onder een boom schuilen, want er komt een vliegtuig en we weten niet of het een van de onzen is.’

Hij verbergt de muilezels met de vracht onder de bomen, en samen met Valentino en de vaandrig gaat hij zelf onder de boom met de dikste kruin staan. Hij klopt Valentino op zijn hals.

‘Rustig maar, jongen.’ Hij wendt zich weer tot de vaandrig en legt uit: ‘Een vliegtuig gaat hard. Als de piloten ons zien, dan loop je grote kans dat ze een salvo met hun mitrailleurs geven, want sommige van die lui zijn echte gifkikkers en ze hebben het gemunt op de muilezeltreinen.’

Het toestel, een tweedekker-verkenningsvliegtuig, komt in zicht. Onder de vleugels zijn de zwarte cirkels te zien, en op het staartstuk het zwarte andreaskruis tegen een witte ondergrond, het wapen van de nationale luchtmacht.

‘Zijn die muilezels niet schrikachtig?’ vraagt de vaandrig.

‘De muilezels? Kom nou! Die hebben al meer oorlog gezien dan Cascorro. En deze hier, Valentino, is wijzer dan een mens. Die beesten, muilezels, behoren tot de beste dieren ter wereld: ze hebben een groter uithoudingsvermogen dan een paard, al zijn ze minder lenig. Kijk eens naar hun hoeven, die zijn klein en ze hebben een lichte tred, waardoor ze goed over oneffen terrein kunnen lopen, want u moest eens weten over wat voor rotsen we vaak moeten klimmen als we de nicanora’s hoog in de bergen brengen en munitie naar de loopgraven. En verder hebben ze weinig voer nodig, en als het zo uitkomt, kunnen ze een hele dag van vermoeienissen aan zonder te drinken. En let eens op: hun rug is rechter dan die van een paard, hun flanken zijn vlakker en ze staan een beetje stram op hun poten, kortom: geknipt voor lastdier.’

De vaandrig lijkt zich meer zorgen te maken om het vliegtuig dan om de muilezels.

‘Het is er een van ons, vaandrig,’ stelt Castro hem gerust. ‘Maar voor alle zekerheid wachten we tot hij overvliegt, want daarboven kan hij niet zien van welke kant wij zijn. Weet u iets van vliegtuigen, vaandrig?’

‘Weinig.’

Castro verzinkt in gedachten. ‘Nou ja ... Het zal wel stom zijn ... Een keer toen ik als kind de geiten hoedde in Las Viñas, zoals het daar heet, toen kwam er een zeppelin over. Weet u wat een zeppelin is, vaandrig?’

‘Natuurlijk, man! Een zeppelin!’

‘Het was zó’n groot ding, vaandrig, dat ik er paf van stond, zulk een pracht, en dat zachtjes brommen van die motoren ... Het duurde minstens twee uur eer ie in de richting van Córdoba verdwenen was. Later hoorde ik dat hij mensen vervoerde, met hun koffers en al, naar Sevilla. Wat ik nou niet snap is hoe zo’n groot ding de lucht in kan gaan.’

Vaandrig Estrella lacht hartelijk. ‘Makkelijk zat, man! Die hele worst zit vol met een gas dat lichter is dan lucht. Je kent die ballonnen toch wel van de kermis? Die stijgen ook op als je ze loslaat.’

‘Jawel, vaandrig.’

‘Want alles wat lichter is dan lucht stijgt op.’

‘Maar weegt de lucht dan iets, vaandrig? U houdt me toch niet voor de gek ...?’

‘De lucht hier om ons heen, die weegt, ja, maar er zijn gassen die minder wegen. Die doen ze in een frame van aluminium dat met zeildoek is bespannen en dat stijgt dan op. Aan de onderkant van de zeppelin hangt een mandje, dat is een soort autobus, en daar zitten de mensen in met hun bagage.’

Castro kijkt de vaandrig ernstig aan. ‘Wat een kennis allemaal! Wat u allemaal niet weet!’

‘Alles staat in boeken, korporaal. Niks bijzonders.’

Het vliegtuig verdwijnt achter de horizon. Castro kijkt naar de onbewolkte hemel. ‘Oké, vaandrig, we kunnen weer verder, de bromvlieg is weg.’

De rest van de weg leggen ze zwijgend af. Castro betreurt het dat hij nooit boeken heeft gelezen, terwijl don Federico er zo veel had in Los Escoriales, een hele kamer vol, van de vloer tot het plafond. Hij denkt aan zijn vriend Churri, die hij stiekem boeken van de markies te leen gaf. Vaak vraagt hij zich af hoe het Churri in de oorlog is vergaan en of hij nog leeft.

Ze komen bij de weg van Valsequillo. ‘Die heuvelrug daar is El Médico, vaandrig, en die daarachter is de Mano de Hierro. In El Médico liggen de loopgraven van onze compagnie, vaandrig, maar de commandopost is hier vlak in de buurt, achter die steeneiken. Als het u om het even is, breng ik nu de mitrailleur naar de eerste compagnie.

‘Goed, Castro, ik hoop dat we elkaar ginds nog zien en samen een glaasje wijn drinken.’

Hij reikt hem de hand als Castro wil salueren. Na enige aarzeling geeft Castro hem een hand. Die groentjes van de militaire academie weten nog niet dat je de manschappen nooit moet vertrouwen. Dat zullen de anderen hem wel leren.

‘Tot uw orders, vaandrig, veel geluk.’

Castro vervolgt zijn weg met Valentino en de andere muilezels, nagekeken door de vaandrig met sympathie in zijn ogen.

Toen vaandrig Estrella nog student was in Madrid, ging hij naar linkse bijeenkomsten en dacht er zelfs over lid te worden van de socialistische jeugd. In zijn laatste studiejaar gaf zijn vader hem het woordenboek van de Spaanse Koninklijke Academie cadeau, en het eerste wat hij deed was het woord ‘Koninklijke’ op het titelblad doorstrepen en het Republikeinse wapen over het wapen met de kroon tekenen. Dat bracht hem in onmin met zijn katholieke en rechtse familie. Hij mag Castro wel en hij vindt zijn geval leerzaam. Een door slavernij vernederde arbeider die naar de kant van de uitbuiters overloopt en heel gelukkig is in zijn onwetendheid. Als iemand hem nu eens uitlegde hoe de maatschappij in elkaar stak, net zoals hij hem uitlegde hoe een zeppelin werkt, dan zou Castro het wel begrijpen en zich aan de kant van de gerechtigheid scharen. Maar na enig nadenken verwerpt vaandrig Estrella dit idee. ‘Hang niet zo de verlosser uit, nu is niet het moment voor scholing, als die heikneuter erachter komt hoe het met je zit, dan geeft hij je aan en offert hij je op voor een verlofpasje.’



Uit: Juan Eslava Galán, De muilezel, De Geus 2009.
Vertaling: Jos den Bekker.

 

U kunt dit boek bestellen bij De Nederlandse Internet Boekhandel.


Valid HTML 4.01! Valid CSS!