![]() |
Jean Auguste Dominique Ingres Turks Bad |
Een paar jaar geleden moest ik een reis maken langs tien westerse steden voor de promotie van mijn boek, Het verboden dakterras, dat in 1994 verscheen en in tweeëntwintig talen werd vertaald. Tijdens die reis werd ik door meer dan honderd westerse journalisten geïnterviewd, en ik merkte algauw dat de meeste mannen begonnen te glimlachen als het woord ‘harem’ viel. Ik was geschokt. Hoe kan iemand glimlachen bij een woord dat synoniem is met ‘gevangenis’? vroeg ik me af.
Vóór mijn promotiereis had ik me nooit gerealiseerd dat een
glimlach je zo kan verraden. Net als veel westerlingen denken Arabieren dat
je ogen je verraden. ‘Het oog is de directe toegangspoort tot de ziel,’
schreef Ibn Hazm, een expert in de liefde, ‘het doorvorst haar geheimen...
en verwoordt wat zij het diepst verbergt.’ In mijn jeugd werd mij geleerd
dat een vrouw haar ogen moet neerslaan, zodat mannen nooit haar gedachten
kunnen lezen. De zogenaamde zedigheid van Arabische vrouwen is in feite een
oorlogstactiek. Maar de glimlach, ontdekte ik, verraadt je even gemakkelijk
als het oog - en op veel verschillende manieren. Niet al die journalisten
hadden dezelfde glimlach. Al naargelang hun nationaliteit drukten ze een
verschillend mengsel van gevoelens uit.
We kunnen het westen in twee kampen verdelen
wat glimlachen betreft: de Amerikanen en de Europeanen. Bij het horen van
het woord ‘harem’ glimlachten de Amerikanen met onverbloemde, onversneden
gêne. Wat het woord ‘harem’ ook betekent voor Amerikanen, het heeft
iets te maken met schaamte. De Europeanen daarentegen reageerden met
glimlachen die varieerden van beleefde reserve in het noorden, tot vrolijke
uitbundigheid in het zuiden, met nuances die evenredig fluctueerden met de
afstand van het land van herkomst tot de Middellandse Zee. De Franse, de
Spaanse en de Italiaanse mannen hadden een flirtige, geamuseerde vonk in
hun ogen. De Scandinaviërs en de Duitsers, met uitzondering van de
Denen, glimlachten ontsteld - een ontsteltenis vermengd met shock. ‘Bent u
echt in een harem geboren?’ vroegen ze dan en keken me aandachtig aan, met
een mengeling van bezorgdheid en onzekerheid.
Mijn boek begint met: ‘Ik ben in een harem
geboren’ en dat korte zinnetje leek het hele mysterieuze probleem te
bevatten, want iedereen begon zonder uitzondering zijn interview met de
vraag, als een magische formule: ‘Dus u bent echt in een harem geboren?’
De intensiteit van de begeleidende blik was bedoeld om te voorkomen dat ik
de vraag ontweek - alsof er sprake was van een of ander beschamend geheim.
Maar voor mij is het woord ‘harem’ niet alleen synoniem met het instituut
familie, het zou zelfs nooit in me opkomen het te associëren met iets
plezierigs. Het Arabische woord haramí, waarvan ‘harem’ is
afgeleid, betekent oorspronkelijk immers letterlijk ‘zonde’, het gevaarlijke
grensgebied waar de heilige wet en plezier op elkaar botsen. Een verwant
woord, haram, is dat wat zondig en verboden is in de islam. Maar
kennelijk had het Arabische woord ‘harem’ bij het oversteken van de grens
met het Westen zijn gevaarlijke kantjes verloren. Waarom anders zouden
westerlingen het associëren met euforie, met bandeloosheid? In hun
harem is seks bevrijd van zorgen.
Opeens voelde ik me tijdens die interviews
gevangen in een vreemd plechtige en dramatische situatie, die totaal niet
te rijmen viel met de gewoonlijk mondaine wereld van promotiereizen. Ik had
het gevoel dat als ik zei ‘Ja, ik ben in een harem geboren’, ik onmiddellijk
een probleem, zowel voor mezelf als voor mijn interviewer, zou creëren.
Waarom gebeurt dit? vroeg ik me voortdurend af. Mijn vrouwelijke intuïtie,
die altijd op volle toeren draait als er vreemde dingen gebeuren,
waarschuwde me dat die glimlachen seksuele ondertonen hadden die me
ontgingen. Die journalisten zagen een ‘harem’ die voor mij onzichtbaar was.
Uit: Fatima Mernissi, De Europese harem, De Geus 2001.
Vertaling: Jos den Bekker.
U kunt dit boek bestellen bij De Nederlandse Internet Boekhandel.