Paul von Lettow-Vorbeck
Paul von Lettow-Vorbeck

Blind leger voert lange mars

Op 11 november 1918 werd in het bos bij Compiègne de wapenstilstand tussen Duitsland en de geallieerden getekend die een eind maakte aan de eerste wereldoorlog. Er was echter één Duitse strijdmacht die niet onmiddellijk van het nieuws op de hoogte kon worden gesteld.

Diep in de binnenlanden van Oost-Afrika, afgesneden van enig contact met het militair opperbevel, bevonden zich de Duitse koloniale Schutztruppe onder bevel van Generaal Paul von Lettow-Vorbeck, die met succes de hele oorlog een guerrillastrijd tegen de Engelsen had gevoerd. Op 12 november kreeg het Britse militaire commando in Oost-Afrika per telegram het bericht van de wapenstilstand door, met het bevel het nieuws under white flag aan Von Lettow-Vorbeck mede te delen. Op 13 november ging een motorkoerier met het bericht op weg naar Kolonel Hawkins van de King’s African Rifles die Von Lettow-Vorbeck door de wouden en savannen van Afrika op de hielen zat. De boodschapper werd echter ironisch genoeg door de Duitsers onderschept en zo was Von Lettow-Vorbeck zijn tegenstander andermaal te vlug af.

En het had er in 1914 nog wel even naar uit gezien dat er helemaal geen oorlog zou komen in Oost-Afrika. Volgens de Kongoakt, het verdrag dat gesloten werd op de Koloniale Conferentie van Berlijn in 1885, hadden de Afrikaanse kolonies het recht neutraal te blijven in geval van een gewapend conflict in Europa. Want, zoals de gouverneur van Duits Oost-Afrika (Tanzania), Heinrich Schnee, snedig opmerkte: ‘Het prestige van de blanke man staat op het spel. Als de inboorlingen erachter komen dat ze de blanken op het slagveld kunnen verslaan, dan zullen ze zich ideeën in het hoofd halen die een gevaar kunnen vormen voor de toekomst van de Europeanen in Afrika.’

Spoorlijn

Neutraal blijven was echter militair niet in het voordeel van de Duitsers: in zijn memoires Meine Erinnerungen aus Ostafrika stelt Von Lettow dat ze door een guerrillataktiek een groot aantal Engelse troepen van het Europese slagveld zouden kunnen wegzuigen. De Duitse militaire macht was sowieso niet groot genoeg om de hele kolonie te verdedigen en bovendien hadden de Engelsen de oppermacht op zee, dus het ging er voornamelijk om de vijand te fesseln – bezig te houden. Terwijl ze nog zaten te dubben over oorlogvoeren of neutraliteit, werden ze gerieflijk uit hun dilemma verlost door een Britse kruiser die vanuit zee het vuur op Dar-es-Salaam opende.

Onmiddellijk toog Von Lettow-Vorbeck naar de grens met Brits Oost-Afrika (Kenia) voor de Kleinkrieg, de guerrilla. Zijn doel was de Oegandaspoorweg, een belangrijke verkeersader voor de Britten, die liep van Mombasa aan de Indische Oceaan naar Port Florence (Kisoemoe) aan het Vicoriameer. Daar kon hij op zijn gemak en nauwelijks door tegenstand gehinderd (ter verdediging van heel Brits Oost-Afrika was precies één bataljon van de King’s African Rifles aanwezig) de spoorlijn op verschillende plaatsen opblazen.

De Engelsen kwamen snel met versterkingen uit zee. Nu ja, ‘versterkingen’: in november 1914 landde een massale, inderhaast bij elkaar geronselde, Indiase troepenmacht op de kust bij Tanga, voor het merendeel bestaande uit jonge, ongetrainde Indiërs die hun onmiddellijke superieuren nauwelijks kenden en die geen flauw idee hadden waar ze waren. Het is een tafereel dat zo uit Monty Python geknipt kan zijn: wereldvreemde Britse officieren die met stijve bovenlip de van toeten noch blazen wetende Indiase manschappen de landingsvaartuigen afjagen, het tot borsthoogte reikende water in, waar ze door meedogenloos ratelende Duitse machinegeweren worden neergemaaid. Wanneer wordt het standaardwerk geschreven over de ten hemel schreiende onverantwoordelijke, duizenden zinloze slachtoffers vergende blunders die de militaire bevelhebbers door de eeuwen heen hebben begaan?

De Britten lijden nederlaag op nederlaag tegen het goed getrainde, beweeglijke leger van Von Lettow. Pas na februari 1916 komt er enig schot in de strijd tegen de Schutztruppe. Dan wordt de Zuidafrikaan Jan Christiaan Smuts, zelf een voormalig tegenstander van de Britten, tot opperbevelhebber van Oost-Afrika benoemd en komen Zuidafrikaanse eenheden tegen de Duitsers in het geweer die beter bekend zijn met het terrein. Het was de Britten dus gelukt de Zuidafrikaanse Unie ‘voor hun imperialistische karretje te spannen’, merkt Von Lettow enigszins zuur in zijn memoires op. En minachtend voegt hij eraan toe: ‘het schijnt dat ze soldaten geronseld hebben door ze plantages en boerenbedrijven te beloven’.

Jan Christiaan Smuts was een man van het formaat dat met Winston Churchill lijkt te zijn uitgestorven: filosoof, staatsman en militair, een beschaafd, ontwikkeld mens en soldaat. Hij werd lid van het oorlogskabinet van Lloyd George, later premier van Zuid-Afrika en na de tweede wereldoorlog speelde hij een belangrijke rol in de oprichting van de Verenigde Naties. Hij had zelf met het bijltje gehakt dat Von Lettow zo met verve hanteerde, dus hij wist hoe hij hem aan moest pakken. Hij was ook het type zeldzame generaal dat zich daadwerkelijk op het slagveld begeeft, vaak ver vóór de voorste linies uit. Von Lettow beweert dat hij hem één keer in het vizier heeft gehad. Maar hij vuurde niet, uit respect voor zijn formidabele tegenstander.

Begin 1916 begint Von Lettow aan een grillige Lange Mars door de Busch van Oost-Afrika. Opgejaagd door 30.000 man Britse troepen, gesteund door Zuidafrikaanse vrijwilligers, blaast hij een taktische aftocht zuidwaarts naar de grens met Portugees Oost-Afrika (Mozambique). Alleen als het strikt noodzakelijk is laat hij het op een treffen aankomen en onderneemt verder sabotageacties en voert kleine guerrilla-aanvallen uit. De Schutztruppe zijn volledig van de buitenwereld afgesneden. Er is geen radiocontact met Duitsland, geen post. Het nieuws over het verloop van de wereldoorlog vernemen ze via buitgemaakte kranten en brieven.

In 1917 wordt het gebrek aan materieel nijpend. Vanuit Duitsland wordt een gedurfde poging ondernomen om hem met een zeppelin te bevoorraden. Het luchtschip stijgt op in Bulgarije en maakt een reis van 3000 kilometer tot boven de Soedan, waar het door de Duitse marineleiding weer wordt teruggeroepen omdat men ‘uit betrouwbare bron’ (waarschijnlijk Britse contraspionage) had vernomen dat Von Lettow-Vorbeck zich inmiddels had overgegeven. Daarna zijn ze volledig aangewezen op de Afrikaanse natuur en op wat ze kunnen buitmaken. De olifanten leveren vet, de antilopen leer voor laarzen, zout logen ze uit zouthoudende planten en voor zoetstof nuttigen ze honing. Om de malaria te bestrijden koken ze kinabasten uit; het zo verkregen sap wordt Lettowschnaps genoemd. En elke soldaat voert zijn eigen kippen mee op de marsroutes (Hahnenschrei verriet die deutschen Lager).


tekening operatie
Operatie in het veldlazaret

Longziekte

Ze verliezen echter steeds meer terrein. Ze trekken Mozambique binnen, maar ook daar worden ze door de overmachtige Britten achtervolgd. Er breekt een longziekte uit onder de manschappen en bijna moeten ze de strijd opgeven, maar gelukkig weet de overwerkte medische staf (nog tot op het laatste moment voeren ze met primitieve hulpmiddelen operaties in de rimboe uit) de epidemie binnen de perken te houden. Ze keren terug naar Duits Oost-Afrika en vandaar marcheren ze Noord-Rhodesië (Zambia) binnen, waar de Eingeborenen, tot grote tevredenheid van Von Lettow, vijandig staan tegenover de Britse koloniale heersers en de Duitsers van alle kanten helpen en bevoorraden. Het moreel herstelt zich. Von Lettow beraamt weer plannen: hij wil naar Broken Hill (Kabwe) om de belangrijke spoorwegverbinding van Belgisch Congo en Portugees Angola naar Zuid-Afrika te saboteren. Dan onderscheppen ze de Britse motorkoerier die het nieuws van de wapenstilstand komt brengen.

Op dat moment zijn er van de oorspronkelijke strijdmacht van 11000 Afrikanen en 3000 Duitsers nog maar 1400 gewapende mannen over, waarvan 155 Duitsers. In totaal hebben 300.000 Britse soldaten (waaronder 130 generaals) in de afgelopen vier jaar jacht op hen gemaakt. Daarvan zijn er 60.000 gesneuveld. Onderweg naar Abercorn (Mbala), waar hij bevel had gekregen zich over te geven, ontmoet hij kolonel Hawkins van de King’s African Rifles die hem ontvangt met alle achting auf die ein ehrenhafter Feind Anspruch hat. Hawkins vertelt hem dat hij wegens tekort aan voorraden op het punt had gestaan de achtervolging op te geven toen het nieuws van de wapenstilstand kwam. En hij verzoekt Von Lettow nederig wat van het vee af te staan dat hij in zo overvloedigen getale van de Afrikanen heeft gekregen.

In Abercorn levert Von Lettow zijn krijgsgevangenen over. Maar hun wapens mogen de Duitsers van de Britten houden – in consideration of the gallant fight you have made.



Literatuur:

Dr. Hajo Brugmans, Geschiedenis van de Wereldoorlog 1914-1918, Scheltens & Giltay, Amsterdam 1936.
Paul von Lettow-Vorbeck, Meine Erinnerungen aus Ostafrika, Berlin und Leipzig, K.F. Koehler Verlag, Berlin-Leipzig 1926.

Naschrift.



Copyright © 1988 Jos den Bekker.

Dit artikel verscheen in iets verkorte vorm in NRC Handelsblad van 11 november 1988.


Valid HTML 4.01! Valid CSS!