Dieper
Wat is literatuur? In elk geval geen frikandel. Hoe weet ik dat? Omdat Theo Sontrop, directeur van de Arbeiderspers en liefhebber van literatuur, niet van frikandellen houdt. Theo Sontrop wil A. Moonen niet in zijn fonds, want dat is immers geen literatuur, dat is frikandel, viezigheid uit jongenskontjes. Wie hij wel in zijn fonds zou willen hebben is Milan Kundera, want dat is literatuur en nog wel internationale. Maar wat schrijft Kundera? ‘Haar anus, de plek waar hij op het lichaam van de vrouw het meest van hield. Hij voelde die stevige, gezonde cirkel, de mooiste van alle ringen.’ (De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, p. 235).
Wat ruik ik? Als dat maar geen frikandellenpoep is!
Of mag dit wel omdat het anus van een vrouw betreft?
Toegegeven, werd tot nu toe in de literatuur vrijwel uitsluitend de mannelijke anus genoemd, Milan Kundera heeft deze traditie als een van de eersten doorbroken en de aandacht gevestigd op dit lichaamsdeel bij de vrouw. Als je het doet moet je het echter ook goed doen en geen onzin vertellen. Maarten ’t Hart heeft er eens op gewezen dat je aan een stukje onderarm al kunt zien of je met een man of een vrouw te maken hebt en Karel van het Reve heeft in Nacht op de Kale Berg het typische van vrouwenvoetjes bezongen. En zo valt van meer lichaamsdelen het onmiskenbaar dames- of herenachtige te ontdekken. Er is vrijwel niets waaraan je het verschil niet kunt merken, tot aan hun asem toe herken je ze vaak. Maar op minstens één plaats kun je zien noch ruiken of je met een jongetje of een meisje te maken hebt.
Kundera doet me trouwens ook aan iemand anders denken. W.F. Hermans schreef in 1976 over Een Liefde van Lodewijk van Deyssel: ‘’s Schrijvers visie op de fysiologie van deze gebeurtenis (een vrouw die een orgasme krijgt – JdB) neigt overigens naar het mythologische: “Haar geslachtsdeel spoog zijn wellustvocht in het stijve stugge hemd”.’
Die van Deyssel!
En die Kundera! De laatste schrijft: ‘Daarom beweerde ze koppig dat ze niet was klaargekomen, al was het hele tapijt nat van haar orgasme.’ (De ondraaglijke, enz., p. 239)
Tegen de Carel Peetersen die nu opspringen en roepen: Ho-ho! Dit neigt niet naar het mythologische, dit is mythologisch om de doodeenvoudige reden dat De ondraaglijke lichtheid van het bestaan een mythologisch boek is, tegen hen zou ik willen zeggen: je hebt gelijk. Vandaar dat de hoofdpersoon ook zo aan de lopende band vrouwen versiert, want mythologie is immers bij uitstek de wereld voorstellen zoals je wilt dat hij is, vooral in je wensdromen.
Zo blijft het tobben met de literatuur, want ook Oek de Jong zit niet in het fonds van Theo Sontrop en Oek is nog wel het neefje van Milan Kundera, Oek heeft de ‘gezonde cirkel’ van zijn oom in het gras gelegd en er brutaal twee vingers in gestoken: ‘Toen had ze hem op zijn buik gedraaid en twee vette vingers in zijn aars geduwd en ze op en neer bewogen.’ (Cirkel in het gras, p. 167.)
Mijn leraar Nederlands zei het vroeger al: ‘Het verschil tussen lektuur en literatuur, jongens en meisjes, is heel eenvoudig: literatuur gaat dieper.’