Proloog

Twee verhalen, twee dagen in mei, van elkaar gescheiden door een eeuw geschiedenis. Elk verhaal – het eerste melodramatische fictie, het tweede tragische realiteit – vertelt iets belangrijks over de Siciliaanse maffia en geeft aan waarom nu eindelijk de geschiedenis van de maffia geschreven kan worden.


Het eerste verhaal werd op 17 mei 1890 wereldkundig gemaakt in het Teatro Costanzi in Rome, tijdens wat velen beschouwden als de meest geslaagde operapremière aller tijden. Cavalleria Rusticana (‘rustieke ridderlijkheid’) van Pietro Mascagni stelde zijn welluidende melodieën ten dienste van een simpel verhaal over jaloezie, eer en wraak onder de boerenbevolking van Sicilië. De opera werd wild enthousiast ontvangen. Dertien keer ging het doek op om applaus in ontvangst te nemen. De koningin van Italië was aanwezig en applaudisseerde naar verluidt de hele avond. De opera werd snel een internationale hit. Een paar maanden na die avond in Rome schreef Mascagni aan een vriend dat zijn eenakter hem op zesentwintigjarige leeftijd voor de rest van zijn leven rijk had gemaakt.

Wat minder bekend is over de Cavalleria is dat het verhaal van de opera de zuiverste, meest verhullende mythe over Sicilië en de maffia is – een mythe die enigszins lijkt op de officiële ideologie van de Siciliaanse maffia zelf, een ideologie die bijna anderhalve eeuw heeft standgehouden: de maffia was geen organisatie, zo geloofde men, maar een gevoel van uitdagende trots en eer dat diep in de identiteit van elke Siciliaan geworteld was. De notie van een ‘rustieke ridderlijkheid’ stond haaks op het idee dat de maffia zelfs maar een noemenswaardige geschiedenis had. Tegenwoordig is het onmogelijk het verhaal van de maffia te vertellen zonder rekening te houden met de kracht van die mythe.


Het tweede verhaal neemt ons mee naar een heuvel die uitkijkt over de weg die van de luchthaven van Palermo naar de stad loopt. Het is bijna zes uur ’s middags, op 23 mei 1992, wanneer een gedrongen, bebaarde jonge uomo d’onore (‘man van eer’), Giovanni Brusca, een kort stukje snelweg in de gaten houdt, vlak voor de afrit naar het stadje Capaci. Op dat moment hebben zijn mannen met behulp van een skateboard een rioolbuis gevuld met dertien vaatjes die bij elkaar vierhonderd kilo springstof bevatten.

Een paar meter achter Brusca staat een oudere mafioso te roken en in zijn mobiele telefoon te praten. Abrupt breekt hij het gesprek af en bukt om door een telescoop die op een kruk staat opgesteld naar de weg te kijken. Als hij een konvooi van drie auto’s de plek ziet naderen sist hij ‘vai!’ Er gebeurt niets. ‘Vai!’ zegt hij nog een keer dringend.

Brusca heeft gezien dat de auto’s langzamer rijden dan voorzien. Hij wacht nog een fractie van een seconde, die eindeloos lijkt te duren, tot de auto’s een oude ijskast hebben gepasseerd die hij als merkteken langs de kant van de weg heeft gezet. Pas als er achter hem voor de derde keer een haast paniekerig ‘vai!’ klinkt, drukt hij op de knop.

Er volgt een dof rommelende reeks explosies. Een kolossale ontploffing rijt het wegdek open en de voorste auto wordt de lucht in geslingerd – hij komt zestig meter verderop neer in een olijfgaard. Van de tweede auto, een witte, kogelvrije Fiat Croma, wordt de motor weggeblazen en hij stort, volkomen uiteengereten, in de diepe krater. De derde auto loopt schade op maar blijft intact.

De slachtoffers van de explosie waren de vooraanstaande anti-maffiamagistraat Giovanni Falcone en zijn vrouw (in de witte Fiat Croma) en drie leden van zijn lijfwacht (in de voorste auto). Door de moord op Falcone ontdeed de Siciliaanse maffia zich van zijn gevaarlijkste vijand, het boegbeeld van de strijd tegen de organisatie.

De bom in Capaci zette Italië even stil. De meeste mensen weten nog precies waar ze waren toen ze het nieuws hoorden, en verscheidene publieke figuren zeiden na afloop dat ze zich schaamden Italiaan te zijn. Voor sommigen was de tragedie bij Capaci een schoolvoorbeeld van de arrogantie en de macht van de maffia. Maar de aanslag maakte ook een einde aan de mythe die was opgetekend in Cavalleria Rusticana – de officiële ideologie van de maffia was nu eindelijk ontmaskerd. Het is geen toeval dat de eerste geloofwaardige, in het Italiaans geschreven geschiedenis van de maffia pas na Capaci werd gepubliceerd.

logo
Pietro Mascagni
Pietro Mascagni
Giovanni Brusca
Giovanni Brusca bij zijn arrestatie
Giovanni Falcone
Giovanni Falcone


Uit: John Dickie, Cosa Nostra, Anthos 2004.
Vertaling: Jos den Bekker.

 

U kunt dit boek bestellen bij De Nederlandse Internet Boekhandel.



Links

De beste bron van informatie over de maffia op het internet is de website van het Italiaanse tijdschrift Antimafia 2000.


Er is ook een goede Nederlandstalige site.


Valid HTML 4.01! Valid CSS!