Javier Cercas

Anatomie van een moment

Proloog: Epiloog van een roman

Hoe kwam ik erbij om fictie te schrijven over de 23ste februari? Hoe kwam ik erbij een roman te schrijven over een collectieve neurose, een collectieve paranoia, een collectieve roman?

Er is geen schrijver die nooit het aanmatigende gevoel heeft gehad dat de realiteit een beroep op hem doet om een roman te schrijven, dat híj het niet is die een roman zoekt, maar dat de roman hém zoekt. Dat gevoel had ik op 23 februari 2006. Kort voor die datum had een Italiaanse krant me gevraagd een artikel te schrijven over mijn herinneringen aan de staatsgreep. Ik stemde toe en schreef een artikel waarin ik drie dingen aanstipte: ten eerste dat ik een held was geweest, ten tweede dat ik geen held was geweest, en ten derde dat niemand een held was geweest. Ik was een held geweest omdat ik die avond, nadat mijn moeder me had verteld dat een groep guardias civiles gewapenderhand de zitting hadden verstoord waarin de nieuwe minister-president in het Congres werd geïnstalleerd, halsoverkop de deur was uitgegaan naar de universiteit, met mijn achttienjarige verbeelding overkokend van de revolutionaire taferelen in een stad die naar de wapens grijpt, waar overal verhit gedemonstreerd werd tegen de staatsgreep en waar op elke hoek een barricade was opgeworpen. Ik was geen held geweest omdat ik in werkelijkheid niet halsoverkop naar de universiteit was gerend met het vermetele voornemen me aan te sluiten bij de verdediging van de democratie tegen de opstandige militairen, maar met het libidineuze doel een medestudente op te sporen op wie ik tot over mijn oren verliefd was, en wellicht ook om van die romantische uren, althans uren die voor mij romantisch waren, te profiteren om haar te veroveren. Niemand was een held geweest omdat ik, toen ik die avond bij de universiteit aankwam, daar niemand aantrof, behalve mijn medestudente en nog twee andere, die al even mak als verdwaasd waren: niemand op de universiteit waar ik studeerde – en op geen enkele andere – maakte ook maar het geringste gebaar van protest tegen de staatsgreep, niemand in de stad waar ik woonde – en in geen enkele andere – ging de straat op om zich tegen de opstandige militairen te verzetten. Met uitzondering van een handjevol mensen die zich bereid toonden hun leven op het spel te zetten voor de democratie sloot het hele land zich in zijn huis op en hoopte dat de staatsgreep zou mislukken. Of zou slagen.

Dat is in het kort wat ik vertelde in mijn artikel, en ongetwijfeld omdat bij het schrijven verborgen herinneringen naar boven kwamen, volgde ik die 23ste februari met meer dan normale belangstelling de artikelen, de reportages en de interviews waarmee de media de 25ste verjaardag van de staatsgreep herdachten. Ik stond perplex: ik had verteld dat de staatsgreep van die 23ste februari een totale afgang van de democratie was geweest, maar in de meeste van die artikelen, reportages en interviews werd hij voorgesteld als een totale triomf van de democratie. En niet alleen daarin. Diezelfde dag nam het Congres een officiële verklaring aan met de volgende passage: ‘Het ontbreken van enig teken van maatschappelijke steun, het voorbeeldig gedrag van de burgerij, de verantwoordelijke opstelling van de politieke partijen en de vakbonden, alsmede van de communicatiemedia en bovenal van de democratische instituties... volstonden om de staatsgreep te verijdelen.’ Meer leugens krijg je niet in minder woorden. Althans dat dacht ik toen ik die passage las, want ik had juist de indruk dat de staatsgreep helemaal geen maatschappelijke steun ontbeerde, noch dat de burgerij zich voorbeeldig gedroeg, noch dat de politieke partijen en de vakbonden zich verantwoordelijk opstelden, noch dat de communicatiemedia en de democratische instituties, een heel enkele uitzondering daargelaten, ook maar iets deden om de staatsgreep te verhinderen. Maar het was niet de aperte discrepantie tussen mijn eigen herinnering aan die 23ste februari en de schijnbaar collectieve herinnering die me het meeste trof en die me de aanmatigende gedachte ingaf dat de realiteit me wenkte om een roman te schrijven, maar iets veel minder schokkends, of veel elementairders – hoewel het waarschijnlijk ook met die discrepantie te maken had. Dat was het obligate beeld van alle tv-reportages over de staatsgreep: het beeld van Adolfo Suárez die, enkele seconden na de binnenkomst van luitenant-kolonel Tejero in het amfitheater van het Congres, versteend in zijn zetel blijft zitten terwijl de kogels van de guardias civiles hem om de oren fluiten en alle andere afgevaardigden – met uitzondering van generaal Gutiérrez Mellado en Santiago Carrillo – dekking op de grond zoeken tegen de schietpartij. Ik had dat beeld natuurlijk al tientallen malen gezien, maar om de een of andere reden zag ik het die dag als voor het eerst: de kreten, de schoten, de benauwde stilte in het amfitheater, en die man die rechtop tegen de blauwleren leuning van zijn premierszetel zat, alleen, als een standbeeld, als een spookverschijning, midden in een rode verlatenheid van lege parlementszetels. Ineens leek het een lichtend, hypnotiserend beeld van een minutieuze complexiteit, geladen van betekenis. Want misschien omdat het echt raadselachtige niet is wat niemand gezien heeft, maar wat we allemaal vaak gezien hebben zonder dat het zijn betekenis prijsgeeft, misschien daarom kreeg dat beeld voor mij plotseling iets raadselachtigs. Het deed bij mij een alarmbel rinkelen. Borges zegt dat ‘elke lotsbestemming, hoe langgerekt en vol kronkelwegen ook, in werkelijkheid bestaat uit een enkel moment: het moment waarop iemand voor altijd weet wie hij is.’ Toen ik op die 23ste februari Adolfo Suárez in zijn zetel zag zitten terwijl de kogels door het lege amfitheater van het parlement floten, vroeg ik me af of hij op dat moment voor altijd had geweten wie hij was en welke betekenis dat beeld daar in de verte bevatte, als het al iets bevatte. Die tweeledige vraag liet me de dagen daarna niet meer los, en in een poging een antwoord te vinden – of liever gezegd: in een poging tot precieze formulering van de vraag – besloot ik een roman te schrijven.



Uit: Javier Cercas, Anatomie van een moment, De Geus 2011.
Vertaling: Jos den Bekker.

 

U kunt dit boek bestellen bij De Nederlandse Internet Boekhandel.



Lezersstemmen

Waarom zij, en vooral Suárez, bleven zitten terwijl de kogels hun om de oren vlogen, is de centrale vraag waarop Cercas steeds terugkomt. Die vraag geeft hem gelegenheid om in de hem typerende razendsnelle stijl (die in de uitstekende vertaling van Jos den Bekker prima overeind blijft), terwijl hij het verhaal van die opstand vertelt, steeds nieuwe onderwerpen aan te boren.
            Henk van Renssen in Vrij Nederland (2011)

 

Valid HTML 4.01! Valid CSS!