Amphitrite
Wat een beeld allemaal niet kan overkomen. Op 1 november 1956 werd ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de K.N.S.M. een bronzen beeldengroep van de, inmiddels overleden, beeldhouwer Albert Termote onthuld. De groep maakte deel uit van een fontein tegenover het hoofdgebouw van de K.N.S.M. aan de Levantkade in het Amsterdamse oostelijk havengebied. Het was een voorstelling van Amphitrite, godin van de zee, die met wapperende haren en verschrikt opgeheven armen in ongelukkige quasi-amozonezit een steigerend zeepaard berijdt (de kunstenaar heeft haar vereeuwigd op het moment dat ze van haar rijdier dondert, lijkt het); voor haar uit blaast haar zoon Triton waarschuwend op een kinkhoorn. A. Roland Holst schreef er een galmend gelegenheidsgedicht voor dat op een van de rotsblokken in de fontein werd gebeiteld:
Amphitrite
Dochter van Nereus
hoog te paard, hoe raast
de branding waar uw zoon
de zeehoorn blaast!
Luidt weer een eeuw hij
in voor onze schepen?
Uw wild hart bleef hun
harten steeds het naast.
Tritons ferme stoot op de ‘zeehoorn’ bleek echter minder symbolisch voor de scheepvaartmaatschappij dan de wankele zit van zijn moeder de zeegodin. In 1979 was de K.N.S.M. ter ziele, het terrein lag verlaten, de gebouwen stonden leeg. De fontein spoot niet meer. In 1980 werden de gebouwen gekraakt en verschenen de eerste klodders graffiti op de beeldengroep. Vervolgens verdwenen er ledematen van de figuren. Om erger te voorkomen besloot de personeelsvereniging van de K.N.S.M., De Kroonvaarders, die zich zo niet als eigenaar dan toch als hoeder van de beelden beschouwde, de groep te laten weghalen. Men besloot een nieuwe plaats voor ze te zoeken, dichter bij de stad, waar meer mensen ze konden zien en zodanig dat ze niet door ‘Jan en alleman beklad en vernield konden worden’. De gemeente Amsterdam stelde het entrepotdok als opslagplaats ter beschikking en zegde alle medewerking toe bij het vinden van een nieuwe locatie. De speurtocht daarnaar kon beginnen, alsmede naar sponsors voor de financiering van het kostbare project, want de gemeente Amsterdam ‘had geen geld beschikbaar’. Uiteindelijk werd men het eens over plek in het Oosterdok, vlak bij het Scheepvaartmuseum. Er kwam een fundering van heipalen waarop, midden in het water, een betonnen bassin rustte dat als nieuwe fontein en drager van de beeldengroep dienst zou doen. Alleen het heien en het storten van het bassin kostte al zo'n slordige drie ton, een bedrag dat volledig werd gefourneerd door de Amsterdamse stichting Nautisch Kwartier.
Inmiddels was echter het entrepotdok ook geen entrepot meer en begonnen de Kroonvaders zich zorgen te maken waar hun troetelkinderen waren gebleven. Nog net op tijd, voordat het altijd loerende vandalisme had kunnen toeslaan, vonden ze de bronzen beelden op het door de gemeente prijsgegeven terrein: overwoekerd met brandnetels en temidden van achtergelaten rotzooi lag Amphitrite vastgeklonken aan haar paard zijdelings op de grond, haar hoofd in een houten schraag. Met behulp van een haastig gecharterde kraan werden de loodzware beelden op een eveneens haastig gecharterde dekschuit geladen en naar het opslagterrein van CTA (Combined Terminals Amsterdam, vroeger onderdeel van de K.N.S.M) vervoerd. Daar werden ze later gerestaureerd en schoongemaakt.
Nu moest alleen nog de oorspronkelijke betegeling van de fontein worden gehaald om er het betonnen bassin mee bekleden. Dat karwei had echter nog onverwachte voeten in de aarde, want de krakers weigerden de tegels af te staan. De gemeente Amsterdam had inmiddels besloten de oude K.N.S.M.-gebouwen niet af te breken, zoals aanvankelijk de bedoeling was, maar ze te restaureren en er ateliers en wooneenheden in te vestigen. De fontein moest weer in zijn oude glorie en functie worden hersteld, eisten de krakers, inclusief de beeldengroep, want die hoorde bij het terrein. Dat weigerden de Kroonvaders categorisch, waarop de gemeente de zaak suste door toe te zeggen dat er bij de K.N.S.M. een nieuwe fontein met een nieuwe beeldengroep zou komen. Na enig gemok gaven de krakers zich gewonnen. De tegels konden worden geplaatst.
Nu, na bijna tien jaar van een ondergronds bestaan tussen het onkruid en in tochtige loodsen, staat Amphitrite er dus weer, nog steeds even onhandig balancerend op haar steigerende paard en nog steeds even smachtend de blik hemelwaarts gericht. Een krachtige waterpomp zorgt voor een bruisende fontein en 's avonds worden de beelden door schijnwerpers met halogeenlampen verlicht. Een computer zorgt ervoor dat de lampen aangaan als het donker wordt en dat elke ochtend op dezelfde tijd de waterstralen gaan spuiten. Alleen het gedicht van A. Roland Holst zal voor geen enkele toeschouwer vanaf de waterkant nog leesbaar zijn.