
De mens als God
Inleiding
En de mens sprak: ‘Daar zij leven.’ En er was leven.
Weinig nieuws slaat zo in als een bom: in mei 2010 was het de eerste keer in 3,7 miljard jaar dat er een nieuwe levensvorm zonder een biologische voorouder op aarde kwam. Uit een hoeveelheid levenloze stoffen werd een levend wezen gemaakt. Die transformatie van niet-levend naar levend gebeurde niet in een of andere oersoep, laat staan in de bijbelse Hof van Eden, maar in een Californisch laboratorium. En de Schepper was, ondanks zijn baard en vriendelijke gezicht, geen god, maar J. Craig Venter, een wereldvermaard bioloog, uiterst geslaagd zakenman en een van de eerste sequencers van het menselijk genoom. Op de persconferentie die volgde verkondigden deze schepper en zijn collega’s aan de wereld dat ze met behulp van een computer een zelfreplicerende levensvorm hadden gecreëerd. Een bacterieel genoom was gesequenceerd, gedigitaliseerd en gemodificeerd, waarna het genoom in een lege cel was geïnjecteerd, met als resultaat het eerste door de mens gemaakt organisme. Als bewijs zwaaiden de wetenschappers met foto’s van de microscopisch cellen van ‘Mycoplasma mycoides jcvi-syn1.0’, die druk bezig waren te gehoorzamen aan het oorspronkelijk goddelijk gebod door zich te vermenigvuldigden in een van de vele petrischalen van het J. Craig Venter Centre. Het nieuwe vak ‘synthetische biologie’ was volwassen geworden.
Laat alle vrees voor genetische manipulatie varen: vergeleken bij de synthetische biologie is genetische manipulatie even gedateerd en ouderwets als een paardenwagen op een formule 1-race. De biotechnologie oude stijl hield zich bezig met het mengen en opnieuw rangschikken van kleine aantallen bestaande natuurlijke genen van verschillende soorten, in de hoop zo het beoogde resultaat te bereiken. Synthetische biologie is een orde van grootte krachtiger, want het geeft de mens de mogelijkheid om uit niets levensvormen te ontwerpen en te creëren. Venter en zijn team kwamen niet helemaal zo ver: hun synthetisch genoom, in elkaar geknutseld met behulp van een zwaar geprepareerde gistsoort, werd getransplanteerd in de lege cel van een nauw verwante bacterie die, zo kun je betogen, al ‘levend’ was, tenminste wat vorm en niet wat functie betreft. Maar de structuur die de nieuwe cel aannam was bepaald door de wetenschapper, met speciaal ontworpen ‘watermerken’ in het dna, waaronder drie citaten, de namen van de onderzoekers, plus een e-mailadres voor wie slim genoeg was om het nieuwe genoom te decoderen en te sequenceren.
De volgende stappen voor het team van Venter (en anderen in hetzelfde onderzoeksveld, die zich haastten om nieuwe methoden te ontwerpen) gaan in de richting van een nieuwe en potentieel geweldig krachtige technologie. Wanneer eenmaal de functie van elk gen bekend is, kunnen de wetenschappers echt uit het niets nieuwe organismen bouwen met allerlei nuttige functies. Dan kunnen microbiële levensvormen worden ontworpen voor de productie van biobrandstoffen, nieuwe vaccins, biologisch herstel van vervuilde grond of voor waterzuivering. In de handen van een hedendaagse schurk à la de James Bond-films zouden ze gebruikt kunnen worden om nieuwe supervirussen te creëren die het grootste deel van de mensheid uitroeien. Maar de technologie op zich is ethisch neutraal: het is gewoon een instrument. Het doel van een machine hangt af van wie hem gebruikt. De synthetische biologie reduceert de levende cel tot een machine waarvan de onderdelen (als ze eenmaal goed begrepen zijn) als legoblokken in elkaar kunnen worden gezet. Waarom zou je een robot bouwen van verslijtbaar staal of plastic als je een biobot kunt bouwen die zichzelf voedt, zijn opdrachten vervult, zijn wonden geneest en vrijwel identieke kopieën van zichzelf maakt zonder ingrijpen van buitenaf?
Het bijbelboek Genesis staat vol met voorbeelden van de mens die gestraft wordt voor zijn pogingen om God te evenaren. Als de vrouw en de slang samen van de verboden vrucht eten klaagt de Heere in Genesis 3:22: ‘Zie, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad. Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens en ete en leve in eeuwigheid.’ De mens wordt uit de Hof van Eden verdreven om hem de macht der onsterfelijkheid te ontnemen, maar in Genesis 11:3 raakt de mens wederom aan de goddelijke macht, deze keer met een hoge toren die tot de hemel moet reiken. God bedacht een slimme oplossing voor de Toren van Babel: hij verdeelde de mensheid in talloze onderling onverstaanbare taalgroepen. Maar nu, met de universele taal van de wetenschap, is dat probleem eindelijk uit de weg geholpen. Venter en zijn team hebben kennelijk aangetoond dat alle leven chemie is – meer komt er niet bij kijken. Geen wezenlijke levenskracht, geen ziel, geen hiernamaals, niks.
Met het primaat van de wetenschap lijkt er steeds minder ruimte voor het goddelijke over te blijven. Wij oefenen steeds meer een goddelijke macht uit. Wij zijn de scheppers van het leven, maar we zijn ook de vernietigers van het leven. Op planetaire schaal oefenen we nu een onbetwiste heerschappij uit over al het leven. Onze gezamenlijke macht dreigt bijna alle grote natuurkrachten te overvleugelen in het systeem aarde, van de watercirculatie tot de kringloop van de belangrijkste elementen, zoals stikstof en koolstof. Met onze luchtvervuiling hebben we de kleur van de hemel veranderd en onze uitstoot van een half biljoen ton koolstof in de vorm van het broeikasgas CO2 warmt de atmosfeer, het land en de oceanen op. We hebben bossen geveld, de grote graslanden omgeploegd en de werelddelen van zee tot zee naar onze hand gezet. Ons afval is overal te vinden, van de hoogste berg tot de diepste oceaan: plastic zakken drijven als spookgestalten in de diepzee, zelfs kilometers onder de drijvende ijskap van de Noordpool. Overal waar je kijkt, je kunt er niet omheen: de ongerepte natuur – de Schepping – is voorgoed verdwenen.
Er is een naam voor dit nieuwe geologische tijdperk. Het Holoceen – de periode van 10.000 jaar met een stabiel klimaat waarin de menselijke beschaving groeide en bloeide – is geschiedenis geworden, nu is het Antropoceen aangebroken. Voor het eerst sinds het ontstaan van het leven is er één soort absoluut dominant: de primatensoort Homo sapiens. De evolutie heeft ons voorzien van grote hersenen, een ongelooflijk aanpassingsvermogen en een technische gave die ons hoogst succesvol heeft gemaakt. Nog geen half miljoen jaar geleden porden we met een stok in een mierenhoop en nu hebben we een wereldwijd digitaal communicatienetwerk opgebouwd – doe het maar eens na! Net als de bacterie van Venter zijn we buitengewoon vruchtbaar geweest en hebben we ons buitensporig vermenigvuldigd: de mens is nu talrijker dan welk landwezen ook in de geschiedenis van de aarde, en het gezamenlijke gewicht van onze vlezige biomassa is groter dan die van de meeste andere grote dieren bij elkaar, met als enige uitzondering onze eigen veestapel. De productiecapaciteit van het merendeel van het landoppervlak dient nu om te voorzien in onze behoefte aan voedsel, brandstof en vezels, terwijl de oceanen de klok rond worden bevist om de vetten en eiwitten te leveren die onze hersenen en ons lichaam nodig hebben. Kortom, ergens tussen een kwart en een derde van de hele ‘netto primaire productiviteit’ van de aarde (alles wat geproduceerd wordt door planten met behulp van energie van de zon) is tegenwoordig bestemd voor het onderhoud van deze ene soort: wij.
Met bijna zeven miljard individuen van de soort Homo sapiens die op dit moment in leven zijn en die grotendeels een stijgende (zij het zeer uiteenlopende) welvaart genieten, is de mens een manifest evolutionair succes dat zijn weerga niet kent in de geschiedenis van de aarde. Maar er is een keerzijde aan die indrukwekkende prestatie. Voor de biosfeer als geheel is het tijdperk van de mens een catastrofe. Onze exploitatie van het aardoppervlak voor voedsel en brandstof heeft alle andere soorten in de marge gedrongen. De aarde is nu voor de zesde keer in de doodsgreep van een massaal uitsterven, het ergste sinds de ecologische ramp die 65 miljoen jaar geleden de dinosauriërs wegvaagde. Evolutie draait om concurrentie, en wij hebben al onze concurrenten verslagen, geen enkele andere soort is in staat onze aantallen te corrigeren en het systeem weer in evenwicht te brengen (hoewel uiterst kwaadaardige microben dicht in de buurt komen). Telkens als we tegen tekorten dreigden op te lopen, of het nu ging om de voedselproductie of onze steeds toenemende behoefte aan energie, hebben we ons met onze denkkracht en slimme technologie uit het moeras getrokken. De ergste plagen, overstromingen of wereldoorlogen, die apart of tezamen voor verschrikkelijk verlies van leven konden zorgen, waren telkens maar een dip in die meedogenloze opwaartse trend.
Maar het meest verbazende is misschien wel hoe zalig onwetend we blijven van die kolossale omwenteling. We zijn ontstellend, fenomenaal onwetend. Alsof God blind en doofstom is, zo blunderen we maar door, zonder kennelijk enig besef of begrip van onze vermogens. Slechts een handvol mensen – een paar wetenschappers, een paar activisten, misschien een stuk of wat politici en journalisten – hebben echt door wat er op dit moment gaande is. Zelfs de meeste groenen, altijd vol verwachting dat de verloren oernatuur ooit hersteld kan worden, durven de realiteit van onze rol nog steeds niet onder ogen te zien. Ontkenners van door de mens veroorzaakte klimaatverandering (verder afgekort tot klimaatontkenners) hebben niet alleen succes omdat ze de belangen dienen van het gevestigde kapitaal, maar ook omdat ze inspelen op de krachtige, onbewuste opvatting dat wij klein zijn en de aarde groot, dus kan niets wat wij doen, niet eens al onze miljarden bij elkaar, een wereldwijde impact hebben. Alle grote wereldgodsdiensten, die stammen uit een vroeger, onschuldiger tijdperk, stellen dit, alsof het bijbelboek Genesis iets meer zou zijn dan een historische metafoor in een tijd van geologie en biochemie. Onze cultuur en onze politici lopen decennia achter op onze wetenschap.
Voor de meeste mensen riekt mijn stelling dat de mens nu heer en meester is over de aarde naar hybris. We zijn allemaal dol op een goeie, flinke ramp, want dan voelen we ons klein. Na de Aziatische tsunami van 2004 werd in alle ernst gesproken over de goedertierenheid of wat dan ook van God. De mensen in orkaangebieden spreken vaak van de woede van Moeder Natuur. Toen de IJslandse vulkaan Eyjafjallajokull in april 2010 uitbarstte, spraken de nieuwsberichten van ‘de geweldige macht van de natuur over de mens’, alsof een paar aan de grond gezette vliegtuigen in Europa ons hulpeloos maakten. We zijn dan misschien niet in staat om vulkaanuitbarstingen tegen te houden, maar het idee van de mens als slachtoffer is hopeloos achterhaald. Ik vermoed dat er een reden is waarom de meesten van ons dat idee niet los kunnen laten, want toegeven dat wij de teugels in handen hebben van de belangrijkste processen op aarde zou betekenen dat we bewuste keuzes moeten maken over het besturen van onze planeet. Dat idee is zo moeilijk onder ogen te zien dat de meeste mensen het liever gewoon ontkennen en zich daarmee ontslaan van het ongemak van enige verantwoordelijkheid. Wat niet weet, niet deert, nietwaar?
Deze struisvogelpolitiek komt vooral politiek gemotiveerde klimaatontkenners goed uit. Neem Newt Gingrich, de Amerikaanse Republikeinse stokebrand die vrijwel eigenhandig het presidentschap van Clinton om zeep bracht en die nu weer zijn pijlen op Obama richt. In juni 2010 zei hij op de milieuwebsite Grist.org: ‘Het is eigenwaan van de mens om te denken dat wij de voornaamste oorzaak zijn van klimaatverandering. Kijk eens wat er onlangs gebeurde met de IJslandse vulkaan. De natuur is zoveel groter dan de systemen van de mens.’ qed, zeg je dan volgens mij.
Gingrich c.s. mag een extreem geval zijn, maar dat soort dom ontkennen kan niet veel langer worden volgehouden. De stelling van dit boek is dat de natuur ons niet meer in de hand kan houden en dat wij ons nu dus zelf in de hand moeten houden. Als we erkennen dat wij nu aan het roer staan – of dat goed is of niet – dan moeten we met elkaar bewuste keuzes maken over in hoeverre we ingrijpen in de kringlopen van de natuur en hoe we omgaan met onze wereldwijde impact. Dat zeg ik niet om esthetische redenen, of omdat ik treur over het verlies van de natuur. Daarvoor is het nu te laat en, zoals mijn oom altijd zegt, je moet met je tijd meegaan. De wetenschappelijke bewijzen zijn keihard dat we razendsnel het punt naderen waarop ons ingrijpen in de grote bio-geochemische kringlopen het systeem aarde zelf bedreigt en daarmee het overleven van onze soort. Om dat steeds grotere gevaar af te wenden, moeten we beginnen verantwoordelijkheid te nemen voor onze activiteiten op wereldschaal. Het is niet langer de natuur die de hoofdrol speelt. Wij zijn het. Het is onze keus hoe het verder moet.